De vier landelijke organisaties die de medezeggenschap binnen het Hoger Onderwijs vertegenwoordigen hebben de handen in elkaar geslagen. “Het is niet correct dat er door de politiek steeds over ons wordt gepraat, maar zelden met ons. Dit is onwenselijk omdat er zo voorbij wordt gegaan aan onze expertise, die nodig is om tot besluiten te komen die landelijk door de medezeggenschap worden gedragen”, geven de vier voorzitters aan van het LOVUM (Landelijk Overleg Universitaire Medezeggenschap), LOF (Landelijk Overleg Fracties), HBO Medezeggenschap en de VMH (Vereniging Medezeggenschapsraden Hogescholen).
In het proces rondom de instellingsaccreditatie worden we als landelijke organisaties medezeggenschap niet meegenomen door de politiek. Partijen als werkgeversorganisaties, worden wel meegenomen, terwijl de medezeggenschap straks een belangrijke rol binnen het proces van de instellingsaccreditatie toebedeeld lijkt te krijgen.
Medewerkersvertegenwoordigers LOVUM en VMH spreken zich uit tegen de huidige gang van zaken. Rien Wijnhoven, voorzitter LOVUM: “Werkgeversorganisaties zoals de UNL en de VH hebben andere belangen dan de medezeggenschap en ze vertegenwoordigen de medezeggenschap ook niet.” Volgens Werner Eussen, voorzitter VMH, is er meer aan de hand: “Niet alleen spelen er andere belangen maar ook de afstand tot de werkvloer is veel te groot, waardoor de impact van bepaalde keuzes niet goed worden overzien.”
Ook studentenvertegenwoordigers Idris in ’t Hof, voorzitter HBO Medezeggenschap, is van mening dat “als het ministerie een goed beeld wil hebben van wat er speelt binnen de medezeggenschap, ze haar best zal moeten doen om de juiste gesprekspartners aan tafel te hebben.” Zino Duckers (LOF) geeft aan dat het proces van de instellingsaccreditatie geen schoonheidsprijs verdient. “Als organisaties die de medezeggenschap vertegenwoordigen zijn we aan de voorkant veel te weinig betrokken bij het proces en dit zal in de toekomst anders moeten. De minister zal met ons rekening moeten gaan houden en onze vier organisaties vanaf het begin meer moeten gaan betrekken bij veranderingen in het hoger onderwijs in Nederland.”